Dat de honingbijen het zwaar te verduren te verduren hebben in Europa is al lang geweten. Dat ook de bijenwas daarin een cruciale rol speelt, heeft de crisis in 2016 bewezen. Vele imkers moesten toen toekijken hoe hun larven stierven door de giftige stof stearine die verwerkt was in het importbijenwas, afkomstig uit China. Om dat in de toekomst te vermijden, wordt best bijenwas uit de eigen imkerij gebruikt.
“Door de bijenwaskringloop te sluiten, voorkomen vermijden we ziektes of vervuilende stoffen van buitenaf”, vertelt Wim Tollenaers van het Steunpunt Bijenteelt bij Lieteberg. De bijenwas wordt gebruik tijdens de productie van waswafels, een vel van 1 mm dik waarin honing wordt opgeslagen in de zeshoekige celbodems. Ook bijen worden erin gekweekt.
Automatische waswafelmachine
Aangezien het een tijdrovend productieproces is, kunnen imkers van Vlaamse bodem niet terecht bij commerciële fabrikanten voor de verwerking van hun bijenwas. “Veel imkers verkopen daarom hun geoogste blokken bijenwas aan handelaars en krijgen vervolgens korting op de waswafels. Maar die bevatten dan natuurlijk niet hun eigen bijenwas”, legt Philip Duts uit, voorzitter van de Limburgse Imkersbond.
Om daar verandering in te brengen, sloegen Lieteberg en de bond de handen in elkaar voor het project ‘Closing the circle: de gesloten waskringloop heruitgevonden’. Zo biedt Lieteberg vanaf nu de mogelijkheid aan om kleine hoeveelheden bijenwas tot waswafels te vervaardigen. Dat gebeurt aan de hand van een automatische machine, die bediend wordt door één van de medewerkers van Lieteberg. In tegenstelling tot de twee andere die reeds bestaan in Vlaanderen, is dit exemplaar specifiek bedoeld voor kleinschalige verwerkingsmechanismen.
“We hebben een systeem bedacht waarmee we vanaf 5 kg de bijenhouders kunnen garanderen dat de waswafels uitsluitend eigen bijenwas bevatten. Dat is uniek”, klinkt het. Om imkers te stimuleren, is de dienstverlening gratis tot de zomer van 2021. Ze kunnen er terecht met zo’n 20 kg bijenwas per jaar.
In totaal heeft het project een kostenplaatje van ruim 65.000 euro. Daarvoor kunnen de initiatiefnemers wel rekenen op plattelandsubsidies van de provincie Limburg en de Vlaamse overheid.